door Rejo Zenger

Waarom publiek-private samenwerking een probleem is

En hoe grondrechten daarmee onder druk komen te staan

Door de samenwerking met private bedrijven aan te gaan omzeilt de regering anders moeilijke hordes, zoals hoge kosten en een kritisch parlement. Daarmee ondermijnt publiek-private samenwerking onze democratische rechtsstaat. Dit artikel beschrijft vijf van de problemen van publiek-private samenwerking.

In onze parlementaire democratie bepaalt een gekozen volksvertegenwoordiging het beleid van de regering en is die regering verantwoording aan het parlement schuldig over de uitvoering van dat beleid.1 Bedrijven zijn enkel verantwoording schuldig aan hun aandeelhouders.

Probleem 1: regering kan parlementaire controle omzeilen

De regering kan in haar samenwerking met private partijen beslissingen nemen die mogelijk nooit door het parlement geaccepteerd zouden worden. Door toepassing van publiek-private samenwerking wordt het afleggen van verantwoording aan het parlement omzeild.

De regering zou nooit een voorstel tot het ophangen van oneindig veel camera’s in de publieke ruimte door het parlement geaccepteerd krijgen. Met publiek-private samenwerking kan het, omdat de parlementaire controle omzeild wordt.

Voorbeeld: een bedrijventerrein is voorzien van camera’s die eigendom zijn van de bedrijven die er gevestigd zijn of van een beveiligingsbedrijf. De camera’s zijn in staat om kentekens van passerende auto’s te herkennen en te registreren. Die kentekens worden vervolgens vergeleken met kentekens die bekend zijn bij de politie: “Verdachte of onjuiste situaties worden onmiddellijk gesignaleerd en opgevolgd.”

Probleem 2: regering kan makkelijk de schuld afschuiven

De regering kan bovendien, door haar samenwerking met private bedrijven, ook de verantwoording makkelijk afschuiven op de betrokken partijen.

Probleem 3: overheidstaken worden overgeheveld naar private bedrijven

Door publiek-private samenwerking wordt het toepassen van het strafrecht en de rechtshandhaving overgedragen aan private bedrijven, terwijl het bij uitstek overheidstaken zijn.

Voorbeeld: Zoals de branchevereniging van beveiligingsbedrijven het zegt: “beveiligers kunnen tijdens hun rondes functioneren als oren en ogen van de politie.” Zij noemt dat dan ook “private handhaving.”

De overheid zou ook nooit toegestaan worden om in het verkeer van elke internet­gebruiker te kijken met als doel het publiceren van en/of de toegang tot bepaalde informatie te blokkeren. Dat zou al helemaal ondenkbaar zijn als deze bevoegdheid zonder enige waarborgen omkleed is en als niet glashelder is welke informatie precies gefilterd wordt. Met publiek-private samenwerking is dit allemaal wel mogelijk.

Voorbeeld: het ministerie van Veiligheid en nog iets heeft recent meerdere keren aangegeven aanbieders van diensten op het internet te vragen om bepaalde informatie, ook die niet evident strafbaar is, ontoegankelijk te maken. Het ministerie wil dit op publiek-private samenwerking baseren. Dit is ongewenst en onnodig. Het Openbaar Ministerie heeft een bevoegdheid om informatie te laten verwijderen. Deze bevoegdheid is met waarborgen omkleed en door het parlement goedgekeurd. Wat het Openbaar Ministerie kan vorderen mag zij niet vragen omdat dat zo’n verzoek een uitholling van bevoegdheid tot vorderen betekent.

Het ministerie van Veiligheid en Justitie probeert dit keer op keer.

Voorbeeld: in 2012 heeft een internetaanbieder in samenwerking met de politie een proef met een internetfilter gedaan. Dat filter voorkomt dat gebruikers afbeeldingen kunnen publiceren als die op een zwarte lijst van de politie staan. De zwarte lijst is geheim en wordt zonder tussen­komst van een rechter samengesteld. Dat betekent effectief dat de politie bepaalt welke informatie een gebruiker mag publiceren.

Probleem 4: natuurlijke drempels voor regering worden weggenomen

Doordat in de samenwerking met bedrijven een groot deel van de kosten door de private partijen worden overgenomen, worden natuurlijke drempels voor die maatregelen voor de overheid weggenomen. De regering zou het met belastinggeld  bekostigen van een duur systeem, bijvoorbeeld om het hele land te voorzien van een grote variëteit aan sensoren, niet kunnen verantwoorden aan het parlement.

Voorbeeld: de aanschaf van een camera­systeem is kostbaar. Als de overheid zo’n systeem zelf moet aanschaffen, onderhouden en beheren, zal zij kritisch kijken naar de noodzaak van zo’n systeem. In een publiek-private samenwerking worden grote delen van deze kosten gedragen door private partijen, waardoor deze natuurlijke drempel niet meer bestaat.

Probleem 5: conflicterende belangen zorgen voor perverse afwegingen

De samenwerking met bedrijven zorgt voor een verschuiving in de belangen van de overheid. Dat brengt zich mee dat de overheid in sommige situaties handhavend moet optreden tegen een bedrijf, terwijl diezelfde overheid op hetzelfde moment ook belang kan hebben aan een goede samenwerking met datzelfde bedrijf.

Hypothetisch voorbeeld:2 het Openbaar Ministerie werkt samen met een aanbieder van internet in een pilot om afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen te filteren. Tegelijkertijd blijkt die aanbieder voor haar eigen belang en zonder toestemming van haar klanten in het verkeer van al haar klanten te kijken. Het Openbaar Ministerie moet handhavend optreden, maar heeft ook baat bij een goede verstandhouding met de aanbieder.

Probleem 6: gevoeligheden zijn niet langer zichtbaar

Het uitbesteden van werk aan externe partijen drukt de cijfers van de eigen werkzame ambtenaren.

Voorbeeld: aantal militairen dat wordt uitgezonden naar militaire operaties in crisesgebieden ligt gevoelig. Van het Duitse leger is bekend dat daar veel werk dat traditioneel door militairen werd gedaan, zoals het onderhoud aan militaire voertuigen of het vliegen van drones, nu door commerciële bedrijven wordt uitgevoerd. Het aantal uitgezonden militairen is daardoor laag.


  1. Dit geldt uiteraard niet alleen op nationaal niveau, hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor de gemeenteraad respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders. 

  2. Dit voorbeeld is puur hypothetisch. De afzonderlijke feiten zijn op waarheid gebaseerd, maar zijn volstrekt ongerelateerd en voor dit voorbeeld dan ook slecht illustratief.